المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
استخدم
حتى الأطفال الصغار يستخدمون الأجهزة اللوحية.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
جلس
تجلس بجانب البحر عند الغروب.
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
يذهب خطأ
كل شيء يذهب خطأ اليوم!
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
تفضل
ابنتنا لا تقرأ الكتب؛ تفضل هاتفها.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
تختار
تختار زوج جديد من النظارات الشمسية.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
يصدر
الناشر يصدر هذه المجلات.
vormen
We vormen samen een goed team.
نشكل
نحن نشكل فريقًا جيدًا معًا.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
كتب على
الفنانون كتبوا على الجدار كله.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
هرب
هرب الجميع من الحريق.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
تحدث
من يعلم شيئًا يمكنه التحدث في الفصل.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
تدرب
الرياضيون المحترفون يتدربون كل يوم.