المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
تقاوم
وحدة الإطفاء تقاوم الحريق من الجو.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
يحمي
يجب حماية الأطفال.

wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
استيقظ
المنبه يوقظها في الساعة 10 صباحًا.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
تضمن
التأمين يضمن الحماية في حالة الحوادث.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
كان له الحق
الأشخاص الكبار في السن لهم الحق في المعاش.

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
يدور
السيارات تدور في دائرة.

samenwerken
We werken samen als een team.
تعاون
نحن نتعاون كفريق.

aanzetten
Zet de TV aan!
قم بتشغيل
قم بتشغيل التلفزيون!

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
أراد الهروب
ابننا أراد الهروب من المنزل.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
يأمل
الكثيرون يأملون في مستقبل أفضل في أوروبا.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
بدأ
بدأ المتسلقون في وقت مبكر من الصباح.
