Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch
رن
من الذي رن الجرس الباب؟
rana
man aladhi ran aljars albaba?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
يجتمعون
من الجميل عندما يجتمع شخصان.
yajtamieun
min aljamiil eindama yajtamie shakhsani.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
تحتضن
الأم تحتضن قدمي الطفل الصغيرتين.
tahtadin
al‘umu tahtadin qadamay altifl alsaghiratayni.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
تنظف
هي تنظف المطبخ.
tunazaf
hi tunazif almatbakha.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
تمارس
المرأة تمارس اليوغا.
tumaris
almar‘at tumaris alyugha.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
قضى
قضت كل أموالها.
qadaa
qadat kulu ‘amwaliha.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
التخلص من
يجب التخلص من هذه الإطارات المطاطية القديمة بشكل منفصل.
altakhalus min
yajib altakhalus min hadhih al‘iitarat almataatiat alqadimat bishakl munfasili.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
شدد
شدد على بيانه.
shadad
shadad ealaa bayanihi.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
عرف
تعرف العديد من الكتب تقريبًا عن ظهر قلب.
eurf
taerif aleadid min alkutub tqryban ean zahr qalba.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
فرز
لدي الكثير من الأوراق التي يجب فرزها.
farz
ladaya alkathir min al‘awraq alati yajib farzuha.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
قضى
تقضي كل وقت فراغها في الخارج.
qadaa
taqdi kulu waqt faraghiha fi alkhariji.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.