Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/118064351.webp
unngå
Han må unngå nøtter.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/85677113.webp
bruke
Hun bruker kosmetikkprodukter daglig.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/86996301.webp
forsvare
De to vennene vil alltid forsvare hverandre.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppe
Kvinnen stopper en bil.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/32796938.webp
sende av gårde
Hun vil sende brevet nå.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sende
Han sender et brev.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/102238862.webp
besøke
En gammel venn besøker henne.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/21689310.webp
velge ut
Læreren min velger ofte ut meg.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/10206394.webp
tåle
Hun kan knapt tåle smerten!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/101709371.webp
produsere
Man kan produsere billigere med roboter.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
cms/verbs-webp/108350963.webp
berike
Krydder beriker maten vår.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/118759500.webp
høste
Vi høstet mye vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.