Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/79201834.webp
forbinde
Denne broen forbinder to nabolag.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/109157162.webp
komme lett
Surfing kommer lett for ham.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/23257104.webp
skyve
De skyver mannen ut i vannet.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/73649332.webp
rope
Hvis du vil bli hørt, må du rope budskapet ditt høyt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/84476170.webp
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/95056918.webp
lede
Han leder jenta ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/84850955.webp
endre
Mye har endret seg på grunn av klimaendringer.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/11579442.webp
kaste til
De kaster ballen til hverandre.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/67955103.webp
spise
Hønene spiser kornene.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/105623533.webp
bør
Man bør drikke mye vann.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/115291399.webp
ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/96061755.webp
servere
Kokken serverer oss selv i dag.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.