Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

forbinde
Denne broen forbinder to nabolag.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

komme lett
Surfing kommer lett for ham.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

skyve
De skyver mannen ut i vannet.
duwen
Ze duwen de man het water in.

rope
Hvis du vil bli hørt, må du rope budskapet ditt høyt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

lede
Han leder jenta ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

endre
Mye har endret seg på grunn av klimaendringer.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

kaste til
De kaster ballen til hverandre.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

spise
Hønene spiser kornene.
eten
De kippen eten de granen.

bør
Man bør drikke mye vann.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.

ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!
