Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

vratiti se
Ne može se vratiti sam.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

ostaviti bez riječi
Iznenadijenje je ostavilo bez riječi.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

putovati
On voli putovati i vidio je mnoge zemlje.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

hodati
Ovuda se ne smije hodati.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

obratiti pažnju na
Treba obratiti pažnju na saobraćajne znakove.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

proći
Auto prolazi kroz drvo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

prati suđe
Ne volim prati suđe.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

dokazati
On želi dokazati matematičku formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

govoriti loše
Kolege iz razreda loše govore o njoj.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

zvučati
Njen glas zvuči fantastično.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

izvršiti
On izvršava popravku.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
