Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
durchlassen
Soll man Flüchtlinge an den Grenzen durchlassen?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?
denken
Wie denk je dat sterker is?
fahren
Kinder fahren gerne mit Rädern oder Rollern.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
vergleichen
Sie vergleichen ihre Figur.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
übriglassen
Sie hat mir noch ein Stück Pizza übriggelassen.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
nachahmen
Das Kind ahmt ein Flugzeug nach.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
sich eignen
Der Weg eignet sich nicht für Radfahrer.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
antworten
Sie antwortet immer als Erste.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
ausstellen
Hier wird moderne Kunst ausgestellt.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
hingehen
Wo geht ihr beide denn hin?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
ziehen
Er zieht den Schlitten.
trekken
Hij trekt de slee.