Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/122398994.webp
umbringen
Vorsicht, mit dieser Axt kann man jemanden umbringen!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/118549726.webp
kontrollieren
Die Zahnärztin kontrolliert die Zähne.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/62069581.webp
senden
Ich sende dir einen Brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/112407953.webp
lauschen
Sie lauscht und hört einen Ton.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/113885861.webp
sich infizieren
Sie hat sich mit einem Virus infiziert.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/102238862.webp
besuchen
Ein alter Freund besucht sie.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/121670222.webp
nachfolgen
Die Küken folgen ihrer Mutter immer nach.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/42212679.webp
sich erarbeiten
Er hat sich seine guten Noten hart erarbeitet.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/105681554.webp
hervorrufen
Zucker ruft viele Krankheiten hervor.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/115520617.webp
überfahren
Ein Radfahrer wurde von einem Auto überfahren.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/90773403.webp
folgen
Mein Hund folgt mir, wenn ich jogge.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbessern
Sie will ihre Figur verbessern.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.