Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

gebären
Sie wird bald gebären.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

sich begegnen
Sie sind sich zuerst im Internet begegnet.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

totschlagen
Ich werde die Fliege totschlagen!
doden
Ik zal de vlieg doden!

liefern
Er liefert die Pizzas nach Hause.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

sich verloben
Sie haben sich heimlich verlobt!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

erfreuen
Das Tor erfreut die deutschen Fußballfans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

lauschen
Sie lauscht und hört einen Ton.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

eröffnen
Das Fest wurde mit einem Feuerwerk eröffnet.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

geraten
Wie sind wir nur in diese Situation geraten?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

stimmen
Man stimmt für oder gegen einen Kandidaten.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

erzeugen
Wir erzeugen Strom mit Wind und Sonnenlicht.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
