Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
erforschen
Die Astronauten wollen das Weltall erforschen.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
erkennen
Ich erkenne durch meine neue Brille alles genau.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
hingehen
Wo geht ihr beide denn hin?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
verlangen
Er verlangte Schadenersatz von seinem Unfallgegner.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
kommentieren
Er kommentiert jeden Tag die Politik.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
führen
Er führt das Mädchen an der Hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
besitzen
Ich besitze einen roten Sportwagen.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
auflesen
Wir müssen alle Äpfel auflesen.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
austreten
Viele Engländer wollten aus der EU austreten.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
maßhalten
Ich darf nicht so viel Geld ausgeben, ich muss maßhalten.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.