Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
tühistama
Leping on tühistatud.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
jagama
Meie tütar jagab ajalehti pühade ajal.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
toetama
Me hea meelega toetame teie ideed.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
algatama
Nad algatavad oma lahutuse.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
soovitama
Naine soovitab midagi oma sõbrale.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
arutama
Kolleegid arutavad probleemi.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
rääkima
Ta räägib talle saladust.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
värvima
Ta värvib seina valgeks.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
pesema
Ema peseb oma last.
wassen
De moeder wast haar kind.
põletama
Sa ei tohiks raha põletada.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.