Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/113248427.webp
võitma
Ta üritab males võita.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/57574620.webp
jagama
Meie tütar jagab ajalehti pühade ajal.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/84943303.webp
asuma
Pärl asub kestas.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/92266224.webp
välja lülitama
Ta lülitab elektri välja.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/118861770.webp
kartma
Laps kardab pimedas.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/34567067.webp
otsima
Politsei otsib süüdlast.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/120128475.webp
mõtlema
Ta peab teda alati mõtlema.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/108580022.webp
tagasi tulema
Isa on sõjast tagasi tulnud.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/63351650.webp
tühistama
Lend on tühistatud.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportima
Veoauto transpordib kaupu.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/90539620.webp
mööduma
Aeg möödub mõnikord aeglaselt.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/78073084.webp
pikali heitma
Nad olid väsinud ja heitsid pikali.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.