Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

call back
Please call me back tomorrow.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

lie behind
The time of her youth lies far behind.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

think along
You have to think along in card games.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

move
It’s healthy to move a lot.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

carry out
He carries out the repair.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

surpass
Whales surpass all animals in weight.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

turn off
She turns off the alarm clock.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
