Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
come first
Health always comes first!
cms/verbs-webp/108286904.webp
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
drink
The cows drink water from the river.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
listen
She listens and hears a sound.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Both are hanging on a branch.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.
cms/verbs-webp/118003321.webp
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
visit
She is visiting Paris.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
thank
He thanked her with flowers.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limit
Fences limit our freedom.
cms/verbs-webp/105504873.webp
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
want to leave
She wants to leave her hotel.
cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
jump over
The athlete must jump over the obstacle.
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
look at
On vacation, I looked at many sights.