Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
take care
Our son takes very good care of his new car.

bereiden
Ze bereidt een taart.
prepare
She is preparing a cake.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overcome
The athletes overcome the waterfall.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibit
Modern art is exhibited here.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
mix
Various ingredients need to be mixed.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
repeat a year
The student has repeated a year.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
take apart
Our son takes everything apart!

slapen
De baby slaapt.
sleep
The baby sleeps.

samenwerken
We werken samen als een team.
work together
We work together as a team.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
correct
The teacher corrects the students’ essays.
