Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/110233879.webp
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
create
He has created a model for the house.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
summarize
You need to summarize the key points from this text.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
trade
People trade in used furniture.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
write all over
The artists have written all over the entire wall.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
speak up
Whoever knows something may speak up in class.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cut out
The shapes need to be cut out.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
correct
The teacher corrects the students’ essays.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
turn
You may turn left.
cms/verbs-webp/51465029.webp
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
run slow
The clock is running a few minutes slow.
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
imagine
She imagines something new every day.
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
arrive
The plane has arrived on time.