Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invite
We invite you to our New Year’s Eve party.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
check
He checks who lives there.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
go further
You can’t go any further at this point.
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
change
The light changed to green.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
harvest
We harvested a lot of wine.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
examine
Blood samples are examined in this lab.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
become
They have become a good team.
cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
sit down
She sits by the sea at sunset.
cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
take
She has to take a lot of medication.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaken
Dit smaakt echt goed!
taste
This tastes really good!
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
She drinks tea.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
use
Even small children use tablets.