Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
expect
My sister is expecting a child.

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
strengthen
Gymnastics strengthens the muscles.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
simplify
You have to simplify complicated things for children.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitor
Everything is monitored here by cameras.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
keep
I keep my money in my nightstand.

vormen
We vormen samen een goed team.
form
We form a good team together.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
push
The nurse pushes the patient in a wheelchair.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cause
Too many people quickly cause chaos.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
quit
I want to quit smoking starting now!

ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
have at disposal
Children only have pocket money at their disposal.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
pull up
The helicopter pulls the two men up.
