Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
suggest
The woman suggests something to her friend.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
use
We use gas masks in the fire.

denken
Wie denk je dat sterker is?
think
Who do you think is stronger?

sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
send
I sent you a message.

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
go
Where did the lake that was here go?

straffen
Ze strafte haar dochter.
punish
She punished her daughter.

staan
De bergbeklimmer staat op de top.
stand
The mountain climber is standing on the peak.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
update
Nowadays, you have to constantly update your knowledge.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
burden
Office work burdens her a lot.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influence
Don’t let yourself be influenced by others!
