Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
start
The hikers started early in the morning.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
wait
We still have to wait for a month.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
know
The kids are very curious and already know a lot.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
allow
One should not allow depression.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
remove
How can one remove a red wine stain?
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
sell
The traders are selling many goods.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
need
I’m thirsty, I need water!
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
use
We use gas masks in the fire.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
renew
The painter wants to renew the wall color.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
clean
She cleans the kitchen.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
feel
She feels the baby in her belly.