Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
suggest
The woman suggests something to her friend.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
use
We use gas masks in the fire.
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
think
Who do you think is stronger?
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
send
I sent you a message.
cms/verbs-webp/92054480.webp
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
go
Where did the lake that was here go?
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.
punish
She punished her daughter.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
stand
The mountain climber is standing on the peak.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
update
Nowadays, you have to constantly update your knowledge.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
burden
Office work burdens her a lot.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influence
Don’t let yourself be influenced by others!
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pursue
The cowboy pursues the horses.