Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
keep
I keep my money in my nightstand.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
waste
Energy should not be wasted.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
show off
He likes to show off his money.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
stand
The mountain climber is standing on the peak.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
snow
It snowed a lot today.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
offer
She offered to water the flowers.
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
endure
She can hardly endure the pain!
cms/verbs-webp/123179881.webp
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
practice
He practices every day with his skateboard.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
consume
She consumes a piece of cake.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
underline
He underlined his statement.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
pay attention
One must pay attention to the road signs.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
provide
Beach chairs are provided for the vacationers.