Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
underline
He underlined his statement.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
enter
The subway has just entered the station.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
summarize
You need to summarize the key points from this text.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
spread out
He spreads his arms wide.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remove
The craftsman removed the old tiles.
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
receive
I can receive very fast internet.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
go
Where are you both going?
cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
repair
He wanted to repair the cable.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
improve
She wants to improve her figure.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaken
Dit smaakt echt goed!
taste
This tastes really good!
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
speak out
She wants to speak out to her friend.