Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

happen
An accident has happened here.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

study
There are many women studying at my university.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

dispose
These old rubber tires must be separately disposed of.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

add
She adds some milk to the coffee.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

support
We support our child’s creativity.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.

swim
She swims regularly.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

demand
He is demanding compensation.
eisen
Hij eist compensatie.

look at
On vacation, I looked at many sights.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

write all over
The artists have written all over the entire wall.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

ride
They ride as fast as they can.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
