Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

raširiti
On raširi ruke široko.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

vratiti
Bumerang se vratio.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

imati pravo
Stariji ljudi imaju pravo na mirovinu.
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

preskočiti
Sportaš mora preskočiti prepreku.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

promijeniti
Mnogo se promijenilo zbog klimatskih promjena.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

bojati se
Dijete se boji u mraku.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

obaviti
On obavlja popravak.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

probuditi se
Upravo se probudio.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.

darovati
Ona daruje svoje srce.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

pogoditi
Moraš pogoditi tko sam.
raden
Je moet raden wie ik ben!

voljeti
Jako voli svoju mačku.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
