Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
raditi
Ona radi bolje od muškarca.
werken
Ze werkt beter dan een man.
voziti kući
Nakon kupovine, njih dvoje voze kući.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
sjesti
Ona sjedi kraj mora pri zalasku sunca.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
napredovati
Puževi sporo napreduju.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
dokazati
Želi dokazati matematičku formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
okrenuti se
Ovdje morate okrenuti automobil.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
pogoditi
Moraš pogoditi tko sam.
raden
Je moet raden wie ik ben!
graditi
Djeca grade visoki toranj.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
zaboraviti
Sada je zaboravila njegovo ime.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
veseliti se
Djeca se uvijek vesele snijegu.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.