Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

vježbati
Žena vježba jogu.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

dogoditi se
U snovima se događaju čudne stvari.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

donijeti
Dostavljač donosi hranu.
brengen
De bezorger brengt het eten.

čuvati
Novac čuvam u noćnom ormariću.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

otići
Naši su praznički gosti otišli jučer.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

šuštati
Lišće šušti pod mojim nogama.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

čekati
Još uvijek moramo čekati mjesec dana.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

posluživati
Konobar poslužuje hranu.
serveren
De ober serveert het eten.

odvojiti
Želim svaki mjesec odvojiti nešto novca za kasnije.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

učiti
Djevojke vole učiti zajedno.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

graditi
Djeca grade visoki toranj.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
