Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/119501073.webp
kuŝi
Jen la kastelo - ĝi kuŝas rekte kontraŭ!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/112408678.webp
inviti
Ni invitas vin al nia novjara festo.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/77646042.webp
bruligi
Vi ne devus bruligi monon.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/124320643.webp
trovi malfacila
Ambaŭ trovas ĝin malfacile diri ĝisrevido.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/74908730.webp
kaŭzi
Tro da homoj rapide kaŭzas ĥaoson.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/113393913.webp
alveni
La taksioj alvenis ĉe la haltejo.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/99455547.webp
akcepti
Iuj homoj ne volas akcepti la veron.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/112286562.webp
labori
Ŝi laboras pli bone ol viro.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/105224098.webp
konfirmi
Ŝi povis konfirmi la bonajn novaĵojn al sia edzo.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/77572541.webp
forigi
La metiisto forigis la malnovajn kahelojn.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/109766229.webp
senti
Li ofte sentas sin sola.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servi
La kelnero servas la manĝaĵon.
serveren
De ober serveert het eten.