Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/78773523.webp
kreski
La loĝantaro signife kreskis.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/108014576.webp
revidi
Ili fine revidas unu la alian.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/78342099.webp
validi
La vizo ne plu validas.
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
cms/verbs-webp/124545057.webp
aŭskulti
La infanoj ŝatas aŭskulti ŝiajn rakontojn.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/33688289.webp
enlasi
Oni neniam devus enlasi fremdulojn.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/63645950.webp
kuri
Ŝi kuras ĉiun matenon sur la plaĝo.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/83548990.webp
reveni
La bumerango revenis.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/18316732.webp
veturi tra
La aŭto veturas tra arbo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/80060417.webp
forveturi
Ŝi forveturas en sia aŭto.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/77581051.webp
proponi
Kion vi proponas al mi por mia fiŝo?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
cms/verbs-webp/89025699.webp
porti
La azeno portas pezan ŝarĝon.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/102447745.webp
nuligi
Li bedaŭrinde nuligis la kunvenon.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.