Woordenlijst
Leer werkwoorden – Turks
başa çıkmak
Sorunlarla başa çıkmak gerekir.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
peşinden koşmak
Anne oğlunun peşinden koşuyor.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
yaymak
Kollarını geniş yaydı.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
tartışmak
Planlarını tartışıyorlar.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
aşina olmak
Elektrikle aşina değil.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
örtmek
Ekmeği peynirle örttü.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
girmek
Metro istasyona yeni girdi.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
geçerli olmak
Vize artık geçerli değil.
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
açmak
Çocuk hediyesini açıyor.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
basmak
Bu ayağımla yere basamam.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
yaratmak
Dünyayı kim yarattı?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?