Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

aizsargāt
Bērniem ir jāaizsargā.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

saprast
Ne visu par datoriem var saprast.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

izgriezt
Figūras ir jāizgriež.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

pieskarties
Zemnieks pieskaras saviem augiem.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

pārvākties
Mans brālēns pārvācās.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

zvanīt
Meitene zvana sava draudzenei.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

apceļot
Es esmu daudz apceļojis pasauli.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

dešifrēt
Viņš ar palielināmo stiklu dešifrē mazo druku.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

sajaukt
Dažādām sastāvdaļām ir jābūt sajauktām.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

meklēt
Policija meklē noziedznieku.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

kalpot
Pavārs šodien mums kalpo pats.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
