Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/108520089.webp
saturēt
Zivis, sieru un pienu satur daudz olbaltumvielu.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/100466065.webp
izlaist
Jūs varat izlaist cukuru tējā.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/73751556.webp
lūgties
Viņš klusi lūdzas.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/118868318.webp
patikt
Viņai patīk šokolāde vairāk nekā dārzeņi.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/116932657.webp
saņemt
Vecumā viņš saņem labu pensiju.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/118765727.webp
slogot
Biroja darbs viņu stipri sloga.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
cms/verbs-webp/124545057.webp
klausīties
Bērni labprāt klausās viņas stāstos.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/113316795.webp
pieslēgties
Jums jāpieslēdzas ar jūsu paroli.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
cms/verbs-webp/99592722.webp
veidot
Kopā mēs veidojam labu komandu.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/93393807.webp
notikt
Dīvainas lietas notiek sapņos.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/129002392.webp
izpētīt
Astronauti vēlas izpētīt kosmosu.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/40326232.webp
saprast
Es beidzot sapratu uzdevumu!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!