Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/129945570.webp
respond
She responded with a question.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/89869215.webp
kick
They like to kick, but only in table soccer.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/63457415.webp
simplify
You have to simplify complicated things for children.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/119747108.webp
eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/82095350.webp
push
The nurse pushes the patient in a wheelchair.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/100565199.webp
have breakfast
We prefer to have breakfast in bed.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/118549726.webp
check
The dentist checks the teeth.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/106515783.webp
destroy
The tornado destroys many houses.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/119379907.webp
guess
You have to guess who I am!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/125400489.webp
leave
Tourists leave the beach at noon.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/109766229.webp
feel
He often feels alone.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/63244437.webp
cover
She covers her face.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.