Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

go through
Can the cat go through this hole?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

transport
The truck transports the goods.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

leave
Tourists leave the beach at noon.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

run out
She runs out with the new shoes.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

choose
It is hard to choose the right one.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

underline
He underlined his statement.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

travel
He likes to travel and has seen many countries.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

sleep in
They want to finally sleep in for one night.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
