Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

touch
He touched her tenderly.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

log in
You have to log in with your password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

kick
They like to kick, but only in table soccer.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

drive away
One swan drives away another.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

cancel
The flight is canceled.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

forgive
She can never forgive him for that!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

search
I search for mushrooms in the fall.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.

turn to
They turn to each other.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
