Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

spend the night
We are spending the night in the car.
overnachten
We overnachten in de auto.

cancel
The flight is canceled.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

jump around
The child is happily jumping around.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

end up
How did we end up in this situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

lie behind
The time of her youth lies far behind.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

touch
The farmer touches his plants.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

answer
The student answers the question.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

forget
She’s forgotten his name now.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

come to you
Luck is coming to you.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
