Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/118549726.webp
controllare
Il dentista controlla i denti.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/78773523.webp
aumentare
La popolazione è aumentata significativamente.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/30793025.webp
ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/94555716.webp
diventare
Sono diventati una buona squadra.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/103232609.webp
esporre
Qui viene esposta l’arte moderna.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancellare
Ha purtroppo cancellato l’incontro.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/96061755.webp
servire
Oggi lo chef ci serve personalmente.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/119335162.webp
muoversi
È sano muoversi molto.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passare accanto
I due si passano accanto.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/106088706.webp
alzarsi
Lei non riesce più ad alzarsi da sola.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/115113805.webp
chiacchierare
Chiacchierano tra loro.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.