Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/53646818.webp
lukke ind
Det sneede udenfor, og vi lukkede dem ind.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/123953850.webp
redde
Lægerne kunne redde hans liv.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/122638846.webp
gøre målløs
Overraskelsen gør hende målløs.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/124274060.webp
efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/96668495.webp
trykke
Bøger og aviser bliver trykt.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/100011930.webp
fortælle
Hun fortæller hende en hemmelighed.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
cms/verbs-webp/91442777.webp
træde på
Jeg kan ikke træde på jorden med denne fod.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/112444566.webp
tale med
Nogen bør tale med ham; han er så ensom.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/110347738.webp
glæde
Målet glæder de tyske fodboldfans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/118064351.webp
undgå
Han skal undgå nødder.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/79317407.webp
beordre
Han beordrer sin hund.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/118826642.webp
forklare
Bedstefar forklarer verden for sin barnebarn.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.