Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

stave
Børnene lærer at stave.
spellen
De kinderen leren spellen.

lytte til
Børnene kan lide at lytte til hendes historier.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

vaske op
Jeg kan ikke lide at vaske op.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

stoppe
Politikvinden stopper bilen.
stoppen
De agente stopt de auto.

kigge
Hun kigger gennem et hul.
kijken
Ze kijkt door een gat.

flytte
Min nevø flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

finde tilbage
Jeg kan ikke finde tilbage.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

danne
Vi danner et godt team sammen.
vormen
We vormen samen een goed team.

stoppe
Jeg vil stoppe med at ryge fra nu af!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

ville forlade
Hun vil forlade sit hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

tage sig af
Vores pedel tager sig af snerydningen.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
