Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/118011740.webp
bygge
Børnene bygger et højt tårn.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/110322800.webp
tale dårligt
Klassekammeraterne taler dårligt om hende.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/102631405.webp
glemme
Hun vil ikke glemme fortiden.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/115847180.webp
hjælpe
Alle hjælper med at sætte teltet op.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/10206394.webp
udholde
Hun kan næsten ikke udholde smerten!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/34979195.webp
komme sammen
Det er dejligt, når to mennesker kommer sammen.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/46998479.webp
diskutere
De diskuterer deres planer.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/130938054.webp
dække
Barnet dækker sig selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/120978676.webp
brænde ned
Ilden vil brænde en stor del af skoven ned.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/131098316.webp
gifte sig
Minderårige må ikke gifte sig.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/85010406.webp
springe over
Atleten skal springe over forhindringen.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/118826642.webp
forklare
Bedstefar forklarer verden for sin barnebarn.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.