Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

gå langsomt
Uret går et par minutter langsomt.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

slippe
Du må ikke slippe grebet!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

føle
Hun føler babyen i hendes mave.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

vende
Hun vender kødet.
draaien
Ze draait het vlees.

ødelægge
Tornadoen ødelægger mange huse.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

udstille
Moderne kunst udstilles her.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

opdage
Sømændene har opdaget et nyt land.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

fjerne
Hvordan kan man fjerne en rødvinplet?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

køre tilbage
Moderen kører datteren hjem igen.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

udholde
Hun kan næsten ikke udholde smerten!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

råbe
Hvis du vil høres, skal du råbe din besked højt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
