Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/74176286.webp
beskytte
Moderen beskytter sit barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/118064351.webp
undgå
Han skal undgå nødder.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annullere
Kontrakten er blevet annulleret.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/75195383.webp
være
Du bør ikke være trist!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/58477450.webp
udleje
Han udlejer sit hus.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/95056918.webp
føre
Han fører pigen ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/46385710.webp
acceptere
Kreditkort accepteres her.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/80552159.webp
virke
Motorcyklen er i stykker; den virker ikke længere.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/99951744.webp
mistænke
Han mistænker, at det er hans kæreste.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/106203954.webp
bruge
Vi bruger gasmasker i ilden.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/88597759.webp
trykke
Han trykker på knappen.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/64904091.webp
samle op
Vi skal samle alle æblerne op.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.