Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
finde svært
Begge finder det svært at sige farvel.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
savne
Jeg vil savne dig så meget!
missen
Ik zal je zo erg missen!
køre hjem
Efter shopping kører de to hjem.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
afkode
Han afkoder det med småt med et forstørrelsesglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
forbruge
Hun forbruger et stykke kage.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
kaste
Han kaster bolden i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
spise
Hønsene spiser kornet.
eten
De kippen eten de granen.
fare vild
Det er let at fare vild i skoven.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.