Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/96476544.webp
fastsætte
Datoen bliver fastsat.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/114052356.webp
brænde
Kødet må ikke brænde på grillen.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/121820740.webp
starte
Vandrerne startede tidligt om morgenen.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/75281875.webp
tage sig af
Vores pedel tager sig af snerydningen.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/122010524.webp
påtage sig
Jeg har påtaget mig mange rejser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/115153768.webp
se klart
Jeg kan se alt klart gennem mine nye briller.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/100585293.webp
vende rundt
Du skal vende bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/120254624.webp
lede
Han nyder at lede et team.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/129300323.webp
røre
Landmanden rører ved sine planter.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/102823465.webp
vise
Jeg kan vise et visum i mit pas.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/68212972.webp
række hånden op
Den, der ved noget, kan række hånden op i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servere
Tjeneren serverer maden.
serveren
De ober serveert het eten.