Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/124320643.webp
finde svært
Begge finder det svært at sige farvel.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/84476170.webp
kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/120801514.webp
savne
Jeg vil savne dig så meget!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/41019722.webp
køre hjem
Efter shopping kører de to hjem.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/79582356.webp
afkode
Han afkoder det med småt med et forstørrelsesglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/132030267.webp
forbruge
Hun forbruger et stykke kage.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/55128549.webp
kaste
Han kaster bolden i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/67955103.webp
spise
Hønsene spiser kornet.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/41935716.webp
fare vild
Det er let at fare vild i skoven.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/75508285.webp
glæde sig
Børn glæder sig altid til sne.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.