Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/77738043.webp
start
The soldiers are starting.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/82845015.webp
report to
Everyone on board reports to the captain.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/118868318.webp
like
She likes chocolate more than vegetables.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/120128475.webp
think
She always has to think about him.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/123380041.webp
happen to
Did something happen to him in the work accident?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/117421852.webp
become friends
The two have become friends.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/119501073.webp
lie opposite
There is the castle - it lies right opposite!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/60395424.webp
jump around
The child is happily jumping around.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/125884035.webp
surprise
She surprised her parents with a gift.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/120762638.webp
tell
I have something important to tell you.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wash
The mother washes her child.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/110322800.webp
talk badly
The classmates talk badly about her.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.