Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

plavati
Redno plava.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

shraniti
Moji otroci so shranili svoj denar.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

popraviti
Učitelj popravlja naloge učencev.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

odstraniti
Bager odstranjuje zemljo.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

počutiti se
Pogosto se počuti osamljenega.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

zažgati
Denarja ne bi smeli zažgati.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

prenašati
Ne more prenašati petja.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

ležati za
Čas njene mladosti leži daleč za njo.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

zapustiti
Turisti opoldne zapustijo plažo.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

vplivati
Ne pusti, da te drugi vplivajo!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

teči za
Mama teče za svojim sinom.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
