Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

odpreti
Mi lahko, prosim, odpreš to konzervo?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

priti k tebi
Sreča prihaja k tebi.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

poenostaviti
Zapletene stvari morate otrokom poenostaviti.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

razpravljati
Sodelavci razpravljajo o problemu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

priti
Veliko ljudi na počitnice pride z avtodomi.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

iztisniti
Limono iztisne.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

zgoditi se
V sanjah se zgodijo čudne stvari.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

zvoniti
Slišiš zvonec zvoniti?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

peljati skozi
Avto se pelje skozi drevo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

preveriti
Zobozdravnik preverja pacientovo zobovje.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

prestaviti
Kmalu bomo morali spet prestaviti uro nazaj.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
