Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/114091499.webp
trenirati
Pes je treniran od nje.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/64904091.webp
pobrati
Vse jabolka moramo pobrati.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/120086715.webp
dokončati
Ali lahko dokončaš sestavljanko?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/112755134.webp
poklicati
Lahko pokliče samo med odmorom za kosilo.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/67095816.webp
vseliti skupaj
Oba kmalu načrtujeta skupno vselitev.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/40477981.webp
seznaniti se
S elektriko ni seznanjena.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/41019722.webp
odpeljati domov
Po nakupovanju se oba odpeljeta domov.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/95938550.webp
vzeti s seboj
S seboj smo vzeli božično drevo.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/123367774.webp
razvrstiti
Še vedno imam veliko papirjev za razvrstiti.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/57574620.webp
dostavljati
Naša hčerka med počitnicami dostavlja časopise.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/116067426.webp
zbežati
Vsi so zbežali pred ognjem.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/90292577.webp
prebiti se
Voda je bila previsoka; tovornjak se ni mogel prebiti čez.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.