Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

stati na
Ne mogu stati na tlo s ovom nogom.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

trčati
Svako jutro trči po plaži.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

hodati
Voli hodati po šumi.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

pomaknuti
Uskoro ćemo morati sat pomaknuti unazad.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

čekati
Još uvijek moramo čekati mjesec dana.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

učiti
Djevojke vole učiti zajedno.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

imati na raspolaganju
Djeca imaju na raspolaganju samo džeparac.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

jamčiti
Osiguranje jamči zaštitu u slučaju nesreća.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

oslijepiti
Čovjek s oznakama oslijepio je.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

graditi
Djeca grade visoki toranj.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

izabrati
Teško je izabrati pravog.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
