Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/107508765.webp
sisse lülitama
Lülita teler sisse!
aanzetten
Zet de TV aan!
cms/verbs-webp/115224969.webp
andestama
Ma annan talle võlad andeks.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/57481685.webp
aastat kordama
Üliõpilane on aastat kordama jäänud.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/23468401.webp
kihluma
Nad on salaja kihlunud!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
cms/verbs-webp/86710576.webp
lahkuma
Meie puhkusekülalised lahkusid eile.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/65915168.webp
kahisema
Lehed kahisevad mu jalgade all.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/70055731.webp
lahkuma
Rong lahkub.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/15441410.webp
avalduma
Ta soovib oma sõbrale avalduda.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/32685682.webp
teadma
Laps teab oma vanemate tülist.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reisima
Talle meeldib reisida ja ta on näinud paljusid riike.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/33463741.webp
avama
Kas sa saaksid mulle selle purgi avada?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/119913596.webp
andma
Isa tahab oma pojale lisaraha anda.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.