Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
jooma
Lehmad joovad jõest vett.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
vaatama
Ta vaatab augu kaudu.
kijken
Ze kijkt door een gat.
hoolitsema
Meie poeg hoolitseb väga oma uue auto eest.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
lahkuma
Mees lahkub.
verlaten
De man vertrekt.
kasutama
Tules kasutame gaasimaske.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
toimetama
Ta toimetab pitsasid kodudesse.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
säästma
Tüdruk säästab oma taskuraha.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
äratama
Äratuskell äratab teda kell 10 hommikul.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
andma
Mida tema poiss-sõber andis talle sünnipäevaks?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
avama
Seifi saab avada salakoodiga.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
nõudma
Ta nõuab kompensatsiooni.
eisen
Hij eist compensatie.