Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

ära jooksma
Meie kass jooksis ära.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

avama
Festival avati ilutulestikuga.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

läbi astuma
Arstid astuvad igapäevaselt patsiendi juurest läbi.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

poole jooksma
Tüdruk jookseb oma ema poole.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

ujuma
Ta ujub regulaarselt.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

parkima
Autod on maa-aluses garaažis parkitud.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

esikohale tulema
Tervis tuleb alati esimesena!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

põhjustama
Alkohol võib põhjustada peavalu.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

katma
Laps katab ennast.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

tundma
Ta tunneb beebit oma kõhus.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

lubama
Depressiooni ei tohiks lubada.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
