Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
kuulama
Ta kuulab hea meelega oma raseda naise kõhtu.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
allkirjastama
Ta allkirjastas lepingu.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
kirja panema
Ta tahab oma äriideed kirja panna.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
sisenema
Metroo just sisenes jaama.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
jalutama minema
Perekond läheb pühapäeviti jalutama.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
üles tõmbama
Helikopter tõmbab kaks meest üles.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
ootama
Lapsed ootavad alati lund.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
maha jätma
Nad jätsid kogemata oma lapse jaama maha.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
koostööd tegema
Me töötame koos meeskonnana.
samenwerken
We werken samen als een team.
piirama
Aiad piiravad meie vabadust.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
töötama
Ta töötab paremini kui mees.
werken
Ze werkt beter dan een man.