Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
maha jätma
Nad jätsid kogemata oma lapse jaama maha.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
reisima
Meile meeldib Euroopas reisida.
reizen
We reizen graag door Europa.
kartma
Laps kardab pimedas.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
ära eksima
Metsas on kerge ära eksida.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
eelistama
Paljud lapsed eelistavad kommi tervislikule toidule.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
kõndima
Talle meeldib metsas kõndida.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
palvetama
Ta palvetab vaikselt.
bidden
Hij bidt in stilte.
lükkama
Õde lükkab patsienti ratastoolis.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
ehitama
Lapsed ehitavad kõrget torni.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
pakkuma
Ta pakkus kasta lilli.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
säästma
Tüdruk säästab oma taskuraha.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.