Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
kordama
Mu papagoi oskab mu nime korrata.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
õppima
Tüdrukud eelistavad koos õppida.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
harjutama
Naine harjutab joogat.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
otsima
Varas otsib maja läbi.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
majutust leidma
Leidsime majutuse odavas hotellis.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
keelduma
Laps keeldub oma toidust.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
väljuma
Ta väljub autost.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
arvama
Sa pead arvama, kes ma olen!
raden
Je moet raden wie ik ben!
vajutama
Ta vajutab nuppu.
drukken
Hij drukt op de knop.
suurendama
Ettevõte on suurendanud oma tulu.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
esikohale tulema
Tervis tuleb alati esimesena!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!