Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/27076371.webp
kuuluma
Minu naine kuulub mulle.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/49374196.webp
vallandama
Mu ülemus vallandas mind.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/61245658.webp
välja hüppama
Kala hüppab veest välja.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/109157162.webp
kergelt tulema
Surfamine tuleb talle kergelt.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/124458146.webp
usaldama
Omanikud usaldavad oma koerad mulle jalutuskäiguks.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/56994174.webp
välja tulema
Mis tuleb munast välja?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/120368888.webp
rääkima
Ta rääkis mulle saladuse.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/30314729.webp
loobuma
Ma tahan kohe suitsetamisest loobuda!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/100011426.webp
mõjutama
Ära lase end teiste poolt mõjutada!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/40129244.webp
väljuma
Ta väljub autost.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/125376841.webp
vaatama
Puhkusel vaatasin paljusid vaatamisväärsusi.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/68561700.webp
avatuna jätma
Kes jätab aknad avatuks, kutsub vargaid sisse!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!