Woordenlijst
Leer werkwoorden – Koreaans
준비하다
그녀는 그에게 큰 기쁨을 준비했다.
junbihada
geunyeoneun geuege keun gippeum-eul junbihaessda.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
말문이 막히다
놀람이 그녀를 말문이 막히게 한다.
malmun-i maghida
nollam-i geunyeoleul malmun-i maghige handa.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
지키다
두 친구는 항상 서로를 지키려고 한다.
jikida
du chinguneun hangsang seololeul jikilyeogo handa.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
생각하다
그녀는 항상 그를 생각해야 한다.
saeng-gaghada
geunyeoneun hangsang geuleul saeng-gaghaeya handa.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
청소하다
그녀는 부엌을 청소한다.
cheongsohada
geunyeoneun bueok-eul cheongsohanda.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
보내다
이 회사는 세계 곳곳에 상품을 보낸다.
bonaeda
i hoesaneun segye gosgos-e sangpum-eul bonaenda.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
닫다
그녀는 커튼을 닫는다.
dadda
geunyeoneun keoteun-eul dadneunda.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
사랑하다
그녀는 그녀의 말을 정말로 사랑한다.
salanghada
geunyeoneun geunyeoui mal-eul jeongmallo salanghanda.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
달려가다
소녀가 어머니에게 달려간다.
dallyeogada
sonyeoga eomeoniege dallyeoganda.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
잘 되다
이번에는 잘 되지 않았다.
jal doeda
ibeon-eneun jal doeji anh-assda.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
먹다
오늘 우리는 무엇을 먹고 싶은가?
meogda
oneul ulineun mueos-eul meoggo sip-eunga?
eten
Wat willen we vandaag eten?