Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

discutir
Os colegas discutem o problema.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

olhar para
Nas férias, eu olhei para muitos pontos turísticos.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.

surpreender
Ela surpreendeu seus pais com um presente.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

querer partir
Ela quer deixar o hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

deixar passar
Deveriam os refugiados serem deixados passar nas fronteiras?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

receber
Ele recebe uma boa pensão na velhice.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

atualizar
Hoje em dia, você tem que atualizar constantemente seu conhecimento.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

chegar
A sorte está chegando até você.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

destruir
Os arquivos serão completamente destruídos.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
