Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/118485571.webp
fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/60395424.webp
pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/81236678.webp
perder
Ela perdeu um compromisso importante.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
cms/verbs-webp/89636007.webp
assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/121180353.webp
perder
Espere, você perdeu sua carteira!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/119895004.webp
escrever
Ele está escrevendo uma carta.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/117311654.webp
carregar
Eles carregam seus filhos nas costas.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/129203514.webp
conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publicar
O editor publicou muitos livros.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/61389443.webp
deitar
As crianças estão deitadas juntas na grama.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/99633900.webp
explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/102823465.webp
mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.