Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

perder
Ela perdeu um compromisso importante.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

perder
Espere, você perdeu sua carteira!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

escrever
Ele está escrevendo uma carta.
schrijven
Hij schrijft een brief.

carregar
Eles carregam seus filhos nas costas.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

publicar
O editor publicou muitos livros.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

deitar
As crianças estão deitadas juntas na grama.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

explorar
Os humanos querem explorar Marte.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
