Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

transportar
O caminhão transporta as mercadorias.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

realizar
Ele realiza o conserto.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

mudar-se
Meu sobrinho está se mudando.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

examinar
Amostras de sangue são examinadas neste laboratório.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

nadar
Ela nada regularmente.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

orientar-se
Consigo me orientar bem em um labirinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

estacionar
Os carros estão estacionados no estacionamento subterrâneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

procurar
O ladrão procura a casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

sentir
A mãe sente muito amor pelo seu filho.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
