Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
passar a noite
Estamos passando a noite no carro.
overnachten
We overnachten in de auto.
enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
enviar
Eu te enviei uma mensagem.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
falar
Ele fala para seu público.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
demitir
O chefe o demitiu.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
apresentar
Ele está apresentando sua nova namorada aos seus pais.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
encantar
O gol encanta os fãs alemães de futebol.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.