Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/62000072.webp
passar a noite
Estamos passando a noite no carro.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/115153768.webp
enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/122470941.webp
enviar
Eu te enviei uma mensagem.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/19584241.webp
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/123237946.webp
acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/86215362.webp
enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/93169145.webp
falar
Ele fala para seu público.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/96586059.webp
demitir
O chefe o demitiu.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
apresentar
Ele está apresentando sua nova namorada aos seus pais.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/110347738.webp
encantar
O gol encanta os fãs alemães de futebol.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/123834435.webp
devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testar
O carro está sendo testado na oficina.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.