Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

vstúpiť
Metro práve vstúpilo na stanicu.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

prijať
Kreditné karty sú tu prijímané.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

zariadiť
Moja dcéra chce zariadiť svoj byt.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

zraziť
Cyklistu zrazil automobil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

zabiť
Dávajte si pozor, s týmto sekerou môžete niekoho zabiť!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

plakať
Dieťa plače vo vani.
huilen
Het kind huilt in het bad.

premýšľať spolu
Pri kartových hrách musíš premýšľať spolu.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

odmeniť
Bol odmenený medailou.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

prenasledovať
Kovboj prenasleduje kone.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

odoslať
Tento balík bude čoskoro odoslaný.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

zazvoniť
Kto zazvonil na zvonec?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
