Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/114231240.webp
klamať
Často klame, keď chce niečo predávať.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/110056418.webp
prehovoriť
Politik prehovorí pred mnohými študentmi.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/100649547.webp
zamestnať
Uchádzač bol zamestnaný.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/80356596.webp
rozlúčiť sa
Žena sa rozlúči.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
cms/verbs-webp/109542274.webp
vpustiť
Mali by byť utečenci vpustení na hraniciach?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/117491447.webp
závisieť
Je slepý a závisí na vonkajšej pomoci.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/40946954.webp
triediť
Rád triedi svoje známky.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/120762638.webp
povedať
Mám ti niečo dôležité povedať.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/111750395.webp
vrátiť sa
Nemôže sa vrátiť späť sám.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/61389443.webp
ležať
Deti ležia spolu v tráve.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/91906251.webp
volať
Chlapec volá, ako len môže.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/118485571.webp
urobiť
Chcú niečo urobiť pre svoje zdravie.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.