Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/79201834.webp
jungti
Šis tiltas jungia du rajonus.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/106088706.webp
pakilti
Ji jau negali pati pakilti.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/115113805.webp
kalbėtis
Jie kalbasi tarpusavyje.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/119613462.webp
laukti
Mano sesuo laukiasi vaiko.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/128159501.webp
maišyti
Reikia sumaišyti įvairius ingredientus.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/59066378.webp
atkreipti dėmesį
Reikia atkreipti dėmesį į eismo ženklus.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/129403875.webp
skambėti
Varpelis skamba kiekvieną dieną.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/122224023.webp
atnaujinti
Netrukus vėl reikės atnaujinti laikrodį.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/64904091.webp
surinkti
Mums reikia surinkti visus obuolius.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/118011740.webp
statyti
Vaikai stato aukštą bokštą.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/27076371.webp
priklausyti
Mano žmona man priklauso.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/127554899.webp
mėgti
Mūsų dukra neskaito knygų; ji mėgsta savo telefoną.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.