Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
ouvir
Não consigo ouvir você!
horen
Ik kan je niet horen!
retirar
Como ele vai retirar aquele peixe grande?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
estar interligado
Todos os países da Terra estão interligados.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
saber
As crianças são muito curiosas e já sabem muito.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
queimar
Há um fogo queimando na lareira.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
espremer
Ela espreme o limão.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
relatar
Ela relata o escândalo para sua amiga.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
levantar
O helicóptero levanta os dois homens.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
contar
Ela me contou um segredo.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.