Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

contratar
A empresa quer contratar mais pessoas.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

acostumar-se
Crianças precisam se acostumar a escovar os dentes.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

entrar
Ele entra no quarto do hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

criar
Quem criou a Terra?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

partir
Ela parte em seu carro.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

contar
Tenho algo importante para te contar.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

olhar para baixo
Eu pude olhar para a praia da janela.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

beijar
Ele beija o bebê.
kussen
Hij kust de baby.

aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
