Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

zaročiti se
Skrivoma sta se zaročila!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

začeti teči
Atlet je tik pred tem, da začne teči.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

povedati
Imam nekaj pomembnega, kar ti moram povedati.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

posnemati
Otrok posnema letalo.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

dokazati
Želi dokazati matematično formulo.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

prevažati
Kolesa prevažamo na strehi avtomobila.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

brcniti
V borilnih veščinah moraš znati dobro brcniti.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

raje imeti
Naša hči ne bere knjig; raje ima telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

odpeljati se
Ko se je luč spremenila, so se avti odpeljali.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

vseliti skupaj
Oba kmalu načrtujeta skupno vselitev.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

mešati
Slikar meša barve.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
