Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/41935716.webp
get lost
It’s easy to get lost in the woods.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/70055731.webp
depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/74009623.webp
test
The car is being tested in the workshop.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/89636007.webp
sign
He signed the contract.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/47062117.webp
get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/101158501.webp
thank
He thanked her with flowers.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/112970425.webp
get upset
She gets upset because he always snores.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitate
The child imitates an airplane.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/103797145.webp
hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/102049516.webp
leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/130288167.webp
clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.