Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

train
Professional athletes have to train every day.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

prepare
They prepare a delicious meal.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

leave standing
Today many have to leave their cars standing.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

endure
She can hardly endure the pain!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

run towards
The girl runs towards her mother.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

endorse
We gladly endorse your idea.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

throw
He throws his computer angrily onto the floor.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

call back
Please call me back tomorrow.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

cut up
For the salad, you have to cut up the cucumber.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
