Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/104849232.webp
give birth
She will give birth soon.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/95655547.webp
let in front
Nobody wants to let him go ahead at the supermarket checkout.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/33688289.webp
let in
One should never let strangers in.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/118003321.webp
visit
She is visiting Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/113415844.webp
leave
Many English people wanted to leave the EU.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitor
Everything is monitored here by cameras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/94796902.webp
find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/118011740.webp
build
The children are building a tall tower.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/96571673.webp
paint
He is painting the wall white.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/47062117.webp
get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/97119641.webp
paint
The car is being painted blue.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.