Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
get lost
It’s easy to get lost in the woods.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.
test
The car is being tested in the workshop.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
sign
He signed the contract.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
thank
He thanked her with flowers.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
get upset
She gets upset because he always snores.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
imitate
The child imitates an airplane.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.
stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.