Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/121264910.webp
cut up
For the salad, you have to cut up the cucumber.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/104849232.webp
give birth
She will give birth soon.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/99207030.webp
arrive
The plane has arrived on time.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/73649332.webp
shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/9435922.webp
come closer
The snails are coming closer to each other.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/74916079.webp
arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/55119061.webp
start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/95190323.webp
vote
One votes for or against a candidate.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/67035590.webp
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/118596482.webp
search
I search for mushrooms in the fall.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
cms/verbs-webp/96531863.webp
go through
Can the cat go through this hole?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?