Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

cancel
The flight is canceled.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

protect
A helmet is supposed to protect against accidents.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

burn
He burned a match.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

pursue
The cowboy pursues the horses.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

pass
The medieval period has passed.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

paint
I’ve painted a beautiful picture for you!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
