Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch
قفز
قفز في الماء.
qafz
qafaz fi alma‘i.
springen
Hij sprong in het water.
ترد
هي دائمًا ترد أولاً.
tarad
hi dayman tarudu awlaan.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
يقود
بعد التسوق، الاثنان يقودان إلى المنزل.
yaqud
baed altasuqi, aliathnan yaqudan ‘iilaa almanzili.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
تغادر
السفينة تغادر الميناء.
tughadir
alsafinat tughadir almina‘a.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
سار
سارت المجموعة عبر الجسر.
sar
sarat almajmueat eabr aljasra.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
كتب إلى
كتب لي الأسبوع الماضي.
katab ‘iilaa
kutub li al‘usbue almadi.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
يريدون
الرائدون الفضائيون يريدون استكشاف الفضاء الخارجي.
yuridun
alraayidun alfadayiyuwn yuridun aistikshaf alfada‘ alkhariji.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
أصيبت
أصيبت بفيروس.
‘usibat
‘usibat bifayrus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
قل
لدي شيء مهم أود أن أقوله لك.
qul
ladaya shay‘ muhimun ‘awadu ‘an ‘aqulah liki.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
توقف
يجب أن تتوقف عند الإشارة الحمراء.
tawaquf
yajib ‘an tatawaqaf eind al‘iisharat alhamra‘i.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
يدخل
هو يدخل غرفة الفندق.
yadkhul
hu yadkhul ghurfat alfunduq.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.