Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

cridar
El noi crida tan fort com pot.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

escollir
Ella escull un nou parell d’ulleres de sol.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

sobrecarregar
La feina d’oficina la sobrecarrega molt.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

dirigir
El senderista més experimentat sempre dirigeix.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

entrenar
El gos està entrenat per ella.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

viatjar
Ens agrada viatjar per Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.

cobrir
Ella ha cobert el pa amb formatge.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

augmentar
L’empresa ha augmentat els seus ingressos.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

mencionar
Quantas vegades he de mencionar aquest argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

cremar
Ell va cremar una cerilla.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

lluitar
Els bombers lluiten contra el foc des de l’aire.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
