Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

aparcar
Les bicicletes estan aparcat a davant de la casa.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

endevinar
Has d’endevinar qui sóc!
raden
Je moet raden wie ik ben!

reservar
Vull reservar una mica de diners per a més tard cada mes.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

estirar-se
Estaven cansats i es van estirar.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

ignorar
El nen ignora les paraules de la seva mare.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

buscar
El lladre busca la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

informar-se
Tots a bord s’informen amb el capità.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

creure
Moltes persones creuen en Déu.
geloven
Veel mensen geloven in God.

mirar
Tothom està mirant els seus telèfons.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

esperar
La meva germana està esperant un fill.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

contenir
El peix, el formatge i la llet contenen molta proteïna.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
